Hermann Isidor Feiner
Isidor Hermann Feiner (Ivano-Frankivsk, in het huidige Oekraïne, 1888) begint in 1904 zijn toneelcarrière als acteur en zanger (tenor). Hij is dan 16 jaar. Hij zal tientallen jaren werken als operazanger, schrijver van liedteksten en directeur van theaterzalen.
In 1934 schrijft Isidor Hermann samen met anderen de operette Der Singende Traum en een jaar later is hij coauteur van Mein Liebchen wohnt am Donaustrand. De eerstgenoemde operette leidt tot een rel; de Gooi- en Eemlander doet verslag van het antisemitische incident. Isidor Hermann, dan al 30 jaar werkzaam in het vak, leest een Weens (dag)blad waarin de operette gepromoot wordt. Hierin worden hoofdrolspeler Richard Tauber en Isidor Hermanns coschrijver, Ernst Marischka, genoemd. Isidor Hermann zelf wordt echter niet vermeld. Dit is de reden dat Isidor Hermann naar de redactie van het blad stapt: ‘Feiner stapte dus op hooge beenen naar de redactie van die courant toe en hoorde daar, dat men opzettelijk het feit verzwegen had, dat hij ook een steentje of meerdere steentjes had bijgedragen’. Het is niet helemaal duidelijk of de redactie heeft meegewerkt aan het weglaten van de naam, of dat het woord ‘opzettelijk’ verwijst naar de collega’s van Isidor Hermann. Hij doet verder onderzoek en ontdekt dat Tauber en Marischka bewust zijn naam buiten de media proberen te houden. Isidor Hermann dreigt vervolgens met een rechtszaak, die de twee proberen te voorkomen. Ze doen een poging om het auteursrecht af te kopen voor 10.000 schillingen. Op die manier kunnen ze Isidor Hermanns naam formeel weglaten op al het promotiemateriaal.
In het Algemeen Handelsblad van enkele weken later komt het motief van Trauber en Marischka naar voren, en ook het besluit van Isidor Hermann. De krant vermeldt dat Hermanns naam in Wenen op de aanplakbiljetten prijkt. Dat betekent dat Isidor Hermann de rechtszaak heeft gewonnen óf dat Tauber en Marischka een schikking hebben getroffen waarbij Isidor Hermann, zoals het hoort, volledig in de promotionele activiteiten wordt meegenomen. Het motief dat in het Algemeen Handelsblad wordt genoemd, zou het speerpunt van Isidor Hermanns advocaten zijn geweest. Trauber en Marischka wilden de naam van Jood Isidor Hermann uit economische overwegingen weglaten. De operette zou dan namelijk ook in nazi-Duitsland kunnen worden verkocht. De krant schrijft: ‘Dat als men dan, teneinde deze operette ook aan Hitler-Duitschland te kunnen verkoopen, een naam van een joodsch librettist wilde verdonkeremanen, men ook maar een zuiver arisch componist had moeten nemen! Feiner heeft blijkbaar niet toegegeven, en gisteravond kwam hij ook mee op het tooneel de huldiging in ontvangst nemen van het publiek.’
U leest hier het hele verhaal