Warnsveld en Apeldoorn
Op 4 mei 2018 begon mijn zoektocht. Mijn overgrootmoeder overleed op 7 augustus 1944 in een inrichting in Zutphen. Maar wat deed een protestantse vrouw, die in Breda moeder was in een katholiek gezin, in Zutphen? En waarom stierf ze, net 56 jaar oud?
Al snel bleek dat ze een van de ‘vergeten slachtoffers’ was; een psychiatrische patiënt die was geëvacueerd uit het kustgebied en stierf in de instelling, zoals in sommige instellingen in het laatste oorlogsjaar tot wel 20% van de patiënten overleed.
Tijdens het onderzoek dat ik naar haar deed, werd ook duidelijk dat de in de niet-Joodse instelling aanwezige Joodse patiënten, waaronder drie uit Apeldoorn, in 1943 werden gedeporteerd naar vernietigingskampen. Omdat dat een grotendeels onbekend verhaal is, besloot ik dat verder te onderzoeken.
Zo onderzocht ik Mietje Vomberg-de Horst (Kuinre, 1866) en Salomon Prins (Amsterdam, 1875). Zij kwamen allebei om in 1943. De eveneens Apeldoornse Leentje Cohen-van Dam dook, nadat haar man in Mauthausen was omgebracht, onder in de instelling in Warnsveld en overleefde de oorlog door net voor de deportaties van onderduikadres te wisselen.
Omdat de bezetter precies wist waar ze zich bevonden, en ze door hun beperkingen vaak niet konden vluchten of onderduiken, waren de Joodse patiënten extra kwetsbaar. Kwetsbaarder dan mijn protestantse overgrootmoeder. Kwetsbaarder dan de Joden buiten de muren omdat ze overgeleverd waren aan de zorg van de instelling, die toen het erop aan kwam deze Joodse patiënten niet kon beschermen.
Wanneer je je vervolgens verdiept in wat de daders heeft bewogen (door bijvoorbeeld getuigenverslagen te lezen) dan laat het je niet meer los. Je komt dan verder af te staan van de abstracte aantallen en dichter bij de individuele lotgevallen van de slachtoffers die in die getuigenissen zijn beschreven.
Je raakt er ook van doordrongen dat onder bepaalde omstandigheden de mens hiertoe in staat is. Zoals nu, in deze eeuw, mensen die al honderden jaren in een land wonen nog worden vervolgd, uitgezet of opgesloten omdat ze tot een minderheid behoren.
Dat herinnert mij eraan dat het ook hier weer kan gebeuren. En dat ook ik een verantwoordelijkheid heb – en een plicht aan degenen die zijn vermoord – om hun herinnering levend te houden en hun levens te beschrijven, als waarschuwing, zodat de kans dat het opnieuw gebeurt kleiner wordt.
John Stienen