Odysseus
De afgelopen jaren heb ik geprobeerd om het leven van de familie Uhlmann te reconstrueren. En dat viel niet mee. Ik had en heb veel vragen en nieuwe informatie roept ook telkens weer nieuwe vragen op. Een zomerhuisje in Beekbergen met de naam Odysseus waarvan ik het bestaan niet kende, speelt een belangrijke rol in mijn zoektocht.
De familie Uhlmann is (verre) familie. Mijn overgrootmoeder was een Uhlmann. De familie bestond uit vader Fritz Uhlmann (1892), moeder Irma Uhlmann (1900), kinderen Gerhard (1928) en Erich (1931) en de ouders van Irma Uhlmann: Heinrich Wilmersdörfer en Jenny Wilmersdörfer-Neu. Aan de voornamen van de kinderen te zien, was het gezin Uhlmann, zoals zoveel Joden in Duitsland, niet gelovig. Maar ook voor deze Duits-Joodse familie zullen de omstandigheden, nadat Hitler in 1933 aan de macht komt, snel verslechteren.
De familie woont in Nürnberg. Fritz is diamanthandelaar en ze hebben het goed. Hun huis aan de Prinzregentufer is een statig Jugendstilpand. In 1934 vlucht het gezin naar Nederland. Fritz krijgt een baan als vertegenwoordiger van de firma Rel. Perl Co. van Richard Brill. Het bedrijf heeft iets van doen met edelstenen, maar wat is tot nu toe onduidelijk. Het gezin gaat in Den Haag wonen. Waarom Den Haag en niet Amsterdam; het centrum van de diamanthandel? We weten het niet. In Den Haag hebben ze gelukkige jaren. Waarschijnlijk gaan Gerhard (wiens naam later vernederlandst in Gert) en Erich hier naar school, leren ze de taal snel en maken ze nieuwe vriendjes. Heinrich, de schoonvader van Fritz, overlijdt in 1936.
Met de Duitse inval in 1940 verandert er veel voor het gezin. Al in september wordt het verboden voor Joden om in Den Haag - dat aan de kust ligt en dus aan het front met Engeland - te wonen. Het gezin vertrekt halsoverkop en vestigt zich in Oosterbeek in een hotel-pension aan de Rijksstraatweg. Een aantal maanden later verhuizen ze naar de Marienbergweg 10, eveneens in Oosterbeek. Financieel was er blijkbaar voldoende ruimte want dit huis staat in een chique buurt. De adreslijst van Oosterbeek vermeldt onder andere een architect en een arts in dezelfde wijk. Kan Fritz zijn werk blijven doen? Is er vraag naar edelstenen? We weten dat Richard Brill, de werkgever van Fritz, hem helpt waar hij kan.
Het gezin Uhlmann woont tot januari 1943 aan de Marienbergweg en duikt daarna onder. Op 13 januari 1943 staat er in het Algemeen Politieblad de mededeling dat het gezin ‘zonder toestemming van woonplaats is veranderd’. Zo wordt in formele woorden beschreven dat iemand, of in dit geval een heel gezin, in onderduik is gegaan.
Jaren heb ik niet geweten waar ze ondergedoken hebben gezeten, totdat een paar jaar geleden de werkgroep Gedenkstenen Joods Apeldoorn contact met me zocht. Het blijkt dat de familie Uhlmann op Natuurcamping Groot Paradijs in Beekbergen een zomerhuisje gehuurd had. Weet de eigenaar aan wie hij het huisje verhuurde? Het kan haast niet anders dan dat hij op zijn minst vermoedt heeft met wie hij van doen heeft gehad. De zoon van de eigenaar kan zich in 2021 nog herinneren dat het huisje Odysseus heette en dat het door bemiddeling van het verzet aan het gezin Uhlmann is toegewezen.
Het gezin Uhlmann heeft slechts enkele maanden in het zomerhuisje Odysseus gewoond. Op 15 april 1943 worden ze opgepakt en overgebracht naar het politiebureau in Apeldoorn. Hier worden ze vastgezet. Stukken uit de strafdossiers tegen foute Apeldoornse agenten wekken sterk de indruk dat het gezin tijdens een routinecontrole ontdekt is, waarschijnlijk in of rondom het gehuurde zomerhuisje.
Het zomerhuisje was eigendom van het echtpaar Otto en Wilhelmina Foelkel, dat een klein aantal vakantiehuisjes verhuurden, gelegen in een uitgestrekt natuurgebied. Wilhelmina Foelkel getuigt na de oorlog: “In het laatst van 1942 en vervolgens in 1943 had mijn man een zomerhuisje verhuurd aan de Joodsche familie Uhlmann, bestaande uit man, vrouw, twee kinderen en grootmoeder. Op 15 april 1943 omstreeks 17 uur kwamen twee personen bij onze woning, die mij naar mijn man vroegen. Aan hun manier van optreden voelde ik dat het politiemenschen waren. Ik was beangst voor de Joodsche familie en besloot hen te waarschuwen. Ik stuurde die personen naar het kantoor van mijn man, gelegen in een ander zomerhuisje een eind verder het bosch in. Zelf holde ik langs een andere weg naar de familie Uhlmann. Toen ik daar goed en wel was, stonden echter die personen reeds achter mij. Ik vermoed dat ze de zaak niet goed vertrouwden. Met een smoesje dat ze verkeerd waren heb ik ze toch naar het kantoor van mijn man gekregen. Zelf ging ik direct terug om de familie tot spoed te manen. Ik ging weer weg, doch zag nog dat de jongens wegliepen, gevolgd door mevrouw Uhlmann en haar oude moeder. Dit ging echter zeer langzaam.”
Otto Foelkel herinnert zich de gebeurtenissen als volgt: “Ongeveer half april 1943 kwam op zekere dag, terwijl ik in mijn kantoor was, mijn vrouw mij waarschuwen dat er twee personen op het terrein waren die haar gevraagd hadden waar of de familie van vijf personen woonde. Ze had ze langs een omweg naar mijn kantoor gestuurd, teneinde ze zoo veel mogelijk op te houden, daar ze die heeren niet vertrouwde. Ik stuurde mijn vrouw naar de familie Uhlman om ze te waarschuwen, dan zou ik die heeren zoo lang mogelijk aan de praat houden.”
De verklaringen van Otto en zijn vrouw Wilhelmina komen niet volledig overeen. Wilhelmina getuigt dat ze direct naar het zomerhuisje van de ondergedoken Joden is gegaan en noemt niet dat ze eerst haar man heeft gewaarschuwd. Haar man, Otto, daarentegen verklaart dat zijn vrouw naar zijn kantoor kwam om hem te waarschuwen en dat hij haar vervolgens naar de Uhlmanns heeft gestuurd om hen voor het dreigende gevaar te waarschuwen.
Een mogelijke verklaring zou kunnen zijn dat Wilhelmina met de agenten is meegelopen vanaf hun woning richting het kantoor. Wellicht heeft ze daarna een omweg genomen om, zolang ze in zicht was, zo ver mogelijk bij het zomerhuisje Odysseus vandaan te blijven. In dit scenario zou Wilhelmina niet vanuit haar woning zijn gaan rennen, maar pas nadat ze de agenten (in de buurt van) het kantoor had achtergelaten.
Rob Ruijs