Graf in de tuin
In de oorlogsjaren is een aantal Joodse Apeldoorners gestorven door ziekte, een vlucht in de dood, een natuurlijke dood of door nazi-geweld. Op de website Joods Monument zag ik de profielpagina van Catharina Frieser-Wolf (Amsterdam, 1880) en werd meteen nieuwsgierig.
Zou ik meer over Catharina kunnen vinden om me zo een beeld te vormen van deze niet-geregistreerde Apeldoornse?
Ik begin in februari 1944. Een jaar eerder waren de nazi’s beziggeweest om Apeldoorn ‘Jodenvrij’ te maken. In januari 1943 waren bijna 1300 mensen - patiënten en personeel - van de Joods-psychiatrische instelling Het Apeldoornse Bosch weggevoerd en in een rechte lijn gedeporteerd naar Auschwitz. Er mag slechts een kleine groep Joden in Apeldoorn blijven wonen maar in februari en maart 1943 worden ze alsnog gedwongen om naar Amsterdam te verhuizen. Het zou het voorportaal van Kamp Westerbork blijken te zijn. Daarna volgt de volgende stap: De overgebleven Apeldoornse Joden moeten zich in april 1943 op het politiebureau melden om naar Kamp Vught of Kamp Westerbork ‘af te reizen’.
Als het Joodse leven in Apeldoorn al gedecimeerd is, worden er op vrijdag 11 februari 1944 twee Joden op het politiebureau binnengebracht. Het zijn Salomon Eliasar Frieser (Rotterdam, 1877) en zijn jongste dochter Henriette Frieser (Rotterdam, 1908). Ze zijn de grote stad ontvlucht in de hoop op een onderduikadres de oorlog te overleven. Salomon Eliasar en Henriette zijn zojuist door Sturmscharführer Fritz Ernst Wilhelm Koch van de Sicherheitsdienst, standplaats Den Haag, opgepakt op de Langeweg 81. Hier zijn niet alleen twee onderduikers gevonden, maar ook het radiotoestel van de bewoner is ontdekt. De bewoner, tuinman Polman, was tijdens de razzia afwezig maar heeft - zo laat het politierapport doorschemeren - straks heel wat uit te leggen…
Ik zie in de documenten geen aanwijzingen dat de Apeldoornse politie actief betrokken is geweest bij deze arrestatie. Was Sturmscharführer Koch toevallig in de buurt toen hij onraad rook? Is er tijdens een verhoor informatie losgekomen of is hij getipt?
In de meldingsrapporten van de Apeldoornse politie is te lezen dat Koch op de hoogte van het feit dat er ‘ergens’ op het perceel Langeweg 81 een stoffelijk overschot begraven ligt. Het gaat om het lichaam van de eerdergenoemde Catharina Frieser-Wolf, de vrouw van Salomon Eliasar. Zij is tijdens de onderduik op 29 maart 1943 een natuurlijke dood gestorven. Een treurig detail is dat Salomon Eliasar en dochter Henriette op de geboortedag van hun vrouw en moeder ‘die er vorig jaar nog bij was’ worden gearresteerd.
Ik ga ervanuit dat Samuel Eliaser, Catharina en Henriette bij het gezin Polman ondergedoken zaten toen Catharina overleed. Want hoe aannemelijk is het dat het lichaam van Catharina eerst op een eerder onderduikadres begraven heeft gelegen en bij een overplaatsing van Salomon Eliasar en dochter Henriette herbegraven is? Ik ga er vanuit dat het gezin Frieser in elk geval sinds maart 1943 op de Langeweg ondergedoken heeft gezeten (de maand waarin Catharina stierf). Zo’n lange periode zegt iets over de betrouwbaarheid van het onderduikadres, maar het vertelt ook dat er hoogstwaarschijnlijk geen reden was om Salomon Eliasar en zijn dochter Henriette over te brengen naar een andere plek. De buurtbewoners hadden schijnbaar geen vermoedens of hielden hun mond en de onderlinge sfeer in huis is blijkbaar goed gebleven. Die fatale dag in februari 1944 maakt daar een einde aan. Het echtpaar Frieser had overigens nog een dochter: Alida de Jong-Frieser (Rotterdam, 1905). Volgens de woningkaarten van Rotterdam woonde het gezin De Jong-Frieser een maand na de bezetting bij de ouders van Alida. Na een paar maanden verhuist het gezin De Jong-Frieser naar de Walenburgerweg 90b in Rotterdam.
Als ik informatie opzoek over de oudste dochter Alida, haar man en zoon valt me gelijk iets op: ze zijn allemaal kort voordat in Apeldoorn de razzia plaatsvond in Kamp Westerbork binnengebracht. Haar man, Meijer Daniel de Jong, en hun zoon René worden op 5 februari 1944 in het doorvoerkamp geregistreerd. Alida wordt zes dagen later binnengebracht (of een dag eerder waarna de registratie de volgende dag plaatsvondt). De dag van registratie van Alida in Hooghalen is ook de dag dat de razzia aan de Langeweg in Apeldoorn plaatsvindt.
Maar is ook dit gezin ook ergens ondergedoken geweest? De woningkaart bevestigt dit, want ze worden op 6 januari 1943 geadministreerd als ‘Vertrokken Onbekend Waarheen’ ofwel: VOW. Een formele notitie dat het gezin hun woning, dan wel de stad, heeft verlaten zonder zich uit te schrijven. Het kan zo zijn dat ze in werkelijkheid al weken eerder hun woning hebben verlaten, maar dat de administratie op zich heeft laten wachten. De VOW-datering maakt duidelijk dat de duur van de onderduik voor het gezin De Jong-Frieser en Frieser-Wolf in elk geval 13 maanden heeft geduurd. Catharina was echter al eerder een natuurlijke dood gestorven. De twee verschillende aankomstdata in Kamp Westerbork maken het denkbaar dat haar man en kind op een ander adres verscholen zaten dan Alida. Daar is echter geen zekerheid over omdat het onbekend is in welke plaats dit gezin is opgepakt en een onderzoek in de politieregisters door heel het land is ondoenlijk.
Is er sprake van een domino-effect als het gaat over het oprollen van een netwerk van onderduikadressen? Het was geen uitzondering dat onderduikgevers of de ontdekte Joden bezweken onder psychologische en fysieke agressie die door de bezetter werd ingezet om elke ondergrondse Jood - en het bijbehorende netwerk - boven water te krijgen.
Het kan natuurlijk zo zijn dat tijdens de arrestatie door Salomon Eliasar of zijn dochter is verklaard dat het lichaam in de tuin begraven ligt, in de hoop dat de nazi’s het fatsoen zouden hebben om het te herbegraven. Het is ook goed denkbaar dat Koch deze informatie van Alida, haar man of zoon heeft verkregen. Catharina is tenslotte al bijna een jaar geleden overleden en het is aannemelijk dat Alida en haar gezin hiervan op de hoogte waren.
Ik moet sinds ik dit verhaal tegen ben gekomen vaak denken aan de televisie. Een graf in de tuin is iets dat je met enige regelmaat tegenkomt in speelfilms, televisieseries en helaas soms ook in het nieuws. Het is een risico om een graf te graven in je eigen tuin, tenzij je enorm afgelegen woont natuurlijk... Wat heeft dit graf in de tuin met de man en dochter van Catharina gedaan? Hoe heeft Polman met de wetenschap geleefd dat er een stoffelijk overschot in zijn tuin lag?
Het zal niet de eerste of laatste keer zijn dat er in Apeldoorn een Jood in een tuin begraven is. Enkele weken na de bevrijding meldt politieagent Renssen zich met het verhaal dat er in zijn tuin een lichaam begraven ligt. Het betreft Herman Weijel (Zutphen, 1886) die in het centrum van Apeldoorn woonde en op onbekende datum de onderduik in is gegaan. Renssen woonde aan de Morellenlaan 12, het huis waar het lichaam in de tuin begraven ligt. De overlijdensverklaring (een uitgebreid verslag, niet gelijk aan een overlijdensakte) maakt duidelijk dat Herman op 26 januari 1943 is overleden aan de gevolgen van een longontsteking. Hij is twee maanden eerder overleden dan Catharina, maar hij wordt pas veel later (na de bevrijding) opgegraven.
Ruim een half jaar na de bevrijding wordt er nogmaals aangifte gedaan van een overlijden van een Joodse onderduiker. Ditmaal betreft het Mozes Fortuin (Lochem, 1863) die bij Albert Starink aan de Kayersdijk 18 verbleven heeft. Het is aannemelijk dat het lichaam in de tuin van het onderduikadres begraven heeft gelegen. De overlijdensverklaring geeft hier echter geen uitsluitsel over.
Tekening door: Dunja Baumgartner