Arnhemseweg 65
De naoorlogse getuigenissen die afgelegd zijn in strafzaken tegen Nederlanders die op enigerlei wijze collaboreerden met de nazi’s zijn te raadplegen in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging. Deze getuigenissen geven een beeld van de gebeurtenissen en belichten ze vanuit verschillende perspectieven.
In de verslagen lezen we niet alleen de getuigenissen van ‘foute’ Nederlanders, maar ook van onderduikgevers, Joden en buurtbewoners. De betrouwbaarheid is echter niet altijd vast te stellen. Het is aannemelijk dat ‘foute’ Nederlanders er belang bij hadden om hun aandeel zo minimaal mogelijk te laten lijken of te onderstrepen dat zij onder druk gezet zijn of in opdracht gehandeld hebben. Ook is het mogelijk dat getuigenissen op elkaar afgestemd zijn om de jacht en moord op Joden nadrukkelijk te veroordelen.
In dit blog gaat het over Herman Gerrits Berends van Loenen (1876, Apeldoorn) en zijn vrouw Bernardina Cornelia Jacobs (1870, Amsterdam) die hun woning tot een onderduikadres maakten voor de Joodse familie Heijman uit Arnhem en de Joodse familie Boers uit Oud-Beijerland.
De niet-Joodse Herman Gerrits Berends van Loenen - bewoner van het pand aan de Arnhemseweg op nummer 65 - getuigt na de oorlog als volgt over zijn verzet tegen de nazi’s: “In het laatst van het jaar 1942 had ik in mijn woning acht personen van Joodsche bloede ondergedoken. Dit waren: het gezin van Meijer Heijman, bestaande uit man, vrouw, zoontje en schoonmoeder, afkomstig uit Arnhem (Steenstraat 48a) en de familie Boers, bestaande uit man, vrouw, broer en neef, afkomstig uit Oud-Beijerland (Prins Hendrikstraat 21). De echtgenote van Simon Boers was ook bij mij in huis doch wegens gebrek aan slaapgelegenheid, verbleef zij des nachts bij mijn buurvrouw, zuster Paats. Op 5 december 1942 verschenen aan mijn woning de agenten van politie Lamberts en Van den Berg, die bij mij thuis een huiszoeking verrichtten en bovengenoemde acht personen in mijn woning aantroffen en arresteerden. Ook ik en mijn vrouw werden aangehouden en tegelijk met bovengenoemde acht personen overgebracht naar het bureau van politie te Apeldoorn. Mijn vrouw werd dienzelfde middag in vrijheid gesteld. Inmiddels had de echtgenote van Simon Broers, die zich ten tijde van de inval in de woning van zuster Paats bevond en reeds had vernomen dat haar man was gearresteerd, zich vrijwillig aangemeld op het bureau van politie.”
Het gezin uit Arnhem bestaat uit Meijer Heijman (1894, Arnhem), diens echtgenote Naatje Heijman-Levie (1899, Arnhem), hun zoontje Sally Heijman (1933, Arnhem) en de tweede moeder van Naatje Betje Levie-Sternfeld (1874, Renkum).
De familie Boers bestaat uit Simon Boers (1880, Oud-Beijerland), diens vrouw Wilhelmina Eva Boers-de Koning (1889, Terneuzen), Pienas Levie Boers (1895, Oud-Beijerland), diens echtgenote Emilie Boers-Beer (1904, Polen, Zablocie) en hun zoontje Theodor Maximilian Beer (1933, Duitsland, Eggersberg).
De twee families zijn met elkaar verbonden: Sara Boers-Heijman, de zus van Simon Boers en Pienas Levie Boers, is getrouwd met Mourits Heijman, de broer van Meijer Hijman.
Zowel Sally als Theodor Maximilian zijn slechts negen jaar oud als de gezinnen onderduiken. Het zal voor het echtpaar Berends van Loenen een groot risico zijn geweest om de twee jonge kinderen, in combinatie met nog zes anderen, onderduik te verlenen.
Waarom het echtpaar hun huis ter beschikking stelde en onderduikers in huis nam, wordt uit de strafdossiers niet duidelijk; er zijn geen schriftelijke verklaringen opgenomen. Wat opvalt is dat Abraham Levie (1910, Arnhem), broer van Naatje Heijman-Levie, bijna twintig jaar in Apeldoorn woonde. Of hij betrokken is geweest bij het vinden van een onderduikadres voor zijn zus in Apeldoorn, is onbekend, maar het lijkt niet aannemelijk. Het staat namelijk vast dat Abraham Levie in juli 1942 opgepakt is en op enig moment naar ‘het Oosten’ is gedeporteerd (tenzij Berends van Loenen al voor de arrestatie van Abraham Levie zich bereid had verklaard om zijn woning open te stellen voor onderduikers). Het gezin Heijman wordt pas enkele maanden later, in oktober 1942, door de politie van Arnhem aangeduid als ondergedoken Joden. Daarmee staan ze ook landelijk gesignaleerd. Het is aannemelijk dat het gezin dan nog maar kort hun eigen woning verlaten heeft. De tijdsindicatie die Berends van Loenen noemt, wekt ook de indruk dat zij hun woning pas in het najaar van 1942 voor hen hebben opengesteld. Het zou echter mogelijk kunnen zijn dat het gezin Heijman eerder op een ander onderduikadres gezeten heeft en dat Abraham Levie (ook) daar mogelijk een rol in heeft gespeeld.
Terug naar de getuigenis van Herman Gerrits Berends van Loenen. Hij en de acht Joden worden dezelfde middag nog naar de Sicherheitsdienst (SD) in Arnhem gebracht en Berends van Loenen wordt daarna overgebracht naar het Huis van Bewaring. Hij vervolgt zijn getuigenis: “Voor ik naar het Huis van Bewaring werd overgebracht, hoorde ik een SD beambte tegen bovengenoemde Joden zeggen, dat zij zouden worden overgebracht naar het kamp Westerbork. Uit het kamp te Westerbork heb ik nog eenige keeren bericht van bedoelde Joden ontvangen, doch heb nadien nimmer meer iets van hun vernomen, zoodat thans wel als vaststaand kan worden aangenomen, dat deze personen in de concentratiekampen om het leven zijn gekomen.”
Het echtpaar Berends van Loenen heeft een buurvrouw op nummer 69, die na de oorlog ook een getuigenis aflegt. Het betreft Petronella Johanna Hage-van Rijmenam (1898, Amsterdam): “In october of november 1942 was mij verteld, dat zich bij mijn buurman Berends van Loenen, wonende aan de Arnhemseweg 65 te Apeldoorn, ondergedoken Joden in huis bevonden. Wie mij dit verteld heeft, weet ik niet meer en ook het aantal Joden was mij niet bekend, want ik had deze nimmer gezien.” De context maakt duidelijk dat het aannemelijk is dat zij die informatie niet van het echtpaar Berends van Loenen heeft verkregen.
Vervolgens blijkt dat Hage-van Rijmenam de arrestatie van de acht Joden op haar geweten heeft en daarbij een persoonlijk motief had om het echtpaar Berends van Loenen te verraden. Uit getuigenissen blijkt dat zij in haar omgeving bekend stond als nazi-sympathisant. Zoals een getuige verklaart: “De door u bedoelde mevrouw Hage-van Rijmenam stond tijdens de Duitsche bezetting in de omgeving van de Arnhemscheweg te Apeldoorn, algemeen als pro-Duitsch bekend. Hoewel ik haar in dien tijd dikwijls heb ontmoet, heeft zij met mij nimmer over de politiek gesproken. Ik heb eenmaal gezien, dat zij op een avond, in een door een Duitsche militair bestuurde auto, waarin ook de echtgenoote van Rijksduitscher Wirth was gezeten, stapte. Vermoedelijk om een feestavond in Tivoli of in de Poort van Kleef bij te wonen.
Op een dag komen apotheker Wirth (Arnhemseweg 149) en de vrouw van Ortsgruppenleiter der NSDAP Lüter bij haar thuis en informeren naar de Joden. De context doet vermoeden dat Hage-van Rijmenam zich eerder bij hen uitgelaten heeft over Joden die bij haar in de buurt ondergedoken zouden zitten. Wirth drukt haar op het hart dat ze verplicht is om Joden aan te geven als je weet waar ze zich verborgen houden. “Na vertrek van deze personen heb ik over een en ander nagedacht en heb ik in een opwelling telefonisch aan den toenmalige commissaris van politie van Apeldoorn, J. Meijer, medegedeeld dat zich bij Berends van Loenen voornoemd, ondergedoken Joden bevonden. Ik heb dit opzettelijk gedaan, met de bedoeling daardoor de familie Berends van Loenen te treffen. De familie Berends van Loenen was mij niet sympathiek. Dit vond oorzaak in het feit, dat in het begin van mijn huwelijk, de dochter van Berends van Loenen, die dokteres was, dikwijls bij mijn man op bezoek kwam. Ik was destijds in hevige mate jaloersch en bang, dat in verband met deze bezoeken mijn man mij ontrouw zou worden. Toen zij mijn man weer eens een bezoek wilde brengen, heb ik haar erg onheusch behandeld, door mijn huisdeur voor haar neus dicht te slaan. Door deze handeling is tusschen mij en de familie Berends van Loenen een gespannen verhouding ontstaan. Ik zie nu in, dat voor deze jaloezie nummer eenige aanleiding heeft bestaan.”
Roeland Oudejans-Albers
Foto: Yad Vashem
Meer informatie over het gezin Meijer Heijman leest u hier.