Simon van Dam
In dit laatste deel schrijf ik over de naoorlogse periode en hoe ik na de oorlog heb geprobeerd mijn leven weer op te bouwen.
De bakkerij van mijn ouders was volledig leeggeroofd. Mijn vader vond werk als kok bij de hoogste officier van het Canadese leger, iemand met de naam Balsem of iets dergelijks. Uiteindelijk verhuisden we allemaal naar Leeuwarden, waar ons gezin ging wonen in het huis boven de groothandel dat nu leegstond. De door de Duitsers aangestelde beheerder was snel vertrokken.
Mijn ouders hervatten hun werkzaamheden in de groothandel, hoewel ze enige tegenwerking van de autoriteiten ondervonden. Mijn moeder had, voordat ze met mijn vader trouwde, altijd op kantoor gewerkt en mijn vader had veel kennis van de goederen. Mijn vader mocht slechts een klein salaris ontvangen van de groothandel. In 1947 of 1948 schreef mijn moeder zelfs een brief aan koningin Wilhelmina. Hoewel mijn ouders de koningin goed kenden - mijn vader leverde immers veel aan het hof in Apeldoorn - ontving ze geen antwoord. De brief werd wel doorgestuurd maar dat hielp ons uiteindelijk niet. De brief van mijn moeder ligt nu in het archief van de firma De Metz in Den Haag. Later werd ik door het Nationaal Archief benaderd of ik de brief wilde inzien.
De chef van het Canadese leger, bij wie mijn vader als kok werkte, heeft ons nog in Leeuwarden bezocht. Hij wilde dat we met hem meegingen naar Canada omdat hij zijn kok niet wilde missen. Toch bleven we in Nederland. Toen ik zestien was, begon ik te werken in de groothandel. Mijn broer was al werkzaam als vertegenwoordiger in Groningen. In 1957 verhuisden mijn ouders naar Soest en op mijn twintigste werd ik directeur van de groothandel. Ik moest, samen met de accountant, alles regelen. Na twee jaar werd onze boekhouder ziek en overleed enkele weken later. Vanaf dat moment regelde ik vrijwel alles zelf.
In 1945 begon ik in de tweede klas, maar ik kon nauwelijks lezen of schrijven. Op mijn eerste rapport kreeg ik zeven keer een 2. Niemand bood me ooit hulp of bijles aan. Langzaam ging het beter en tegen de tijd dat ik in de vierde klas zat, kon ik het best lezen van iedereen in de klas.
Op de MULO ging het niet goed met me. Ik vermoed dat ik nooit huiswerk maakte. Het ging echter beter toen ik eenmaal in de zaak werkte. Ik had een lerares specifiek voor boekhouden en dat heeft me altijd goed geholpen. Hoewel ik dienstplichtig was, werd ik onmisbaar in de zaak waardoor die verplichting verviel. Met tien vertegenwoordigers en ongeveer veertig personeelsleden was het een flinke uitdaging. Ik moest iedereen controleren: vertegenwoordigers die geld van klanten achterhielden, personeel dat stal en klanten die niet betaalden. Het was een hele opgave. Toch heb ik het al die jaren niet slecht gedaan, al zeg ik het zelf.
In 1972 openden mijn vrouw en ik een groothandel in non-food. Vanaf het begin ging het goed met Dagros Groothandel. We verkochten de zaak in 2009 en tot op de dag van vandaag bestaat het bedrijf nog steeds.