Odyseus
Fritz Uhlmann vlucht in 1934 met zijn vrouw Irma, zijn kinderen Gerard en Erich en schoonmoeder Jenny van Duitsland naar Nederland en gaat wonen in Den Haag. Later vertrekken ze naar Oosterbeek en uiteindelijk duiken ze onder in Beekbergen, gemeente Apeldoorn. Hier worden ze gearresteerd tijdens een routinecontrole. Lees ook Odysseus l.
Wilhelmina Foelkel’s verhaal gaat verder: “Opeens hoorde ik schieten en zag dat één van de twee personen die ik later heb leeren kennen als Oosterdijk, achter de jongens aan zat. Op het schieten bleef één der jongens, de jongste, staan en werd vervolgens met zijn vader, moeder en grootmoeder gearresteerd. Mijn man was intusschen reeds opgehaald. Oosterdijk en de andere, die ik heb leeren kennen als Pelk, zeiden dat wij wel hadden geweten dat het Joden waren. Dit ontkenden wij heftig. Mijn man werd hierna ook gearresteerd. Mij wilde ze ook arresteeren, doch daar ik in verwachting was, lieten ze mij gaan. Van één van hen kreeg ik de boodschap dat ik moest zorgen dat de ontvluchtte jongen terugkwam. Dat was beter voor mij en mijn man.”
Agent Oosterdijk verklaart over de aankomst op Groot Panorama het volgende: “Het kan wel zijn van ongeveer half april 1943, waren Pelk en ik ter controle op ondergedoken Joden in het Groot Panorama te Beekbergen. Zoodoende kwamen wij ook bij Foelkel. Deze verhuurde zomerhuisjes en was zoodoende verplicht registers van aldaar verblijvende personen bij te houden. Wij kwamen eerst aan de woning van Foelkel, doch diens vrouw stuurde ons door naar het kantoor van Foelkel, het welke een eindje verderop het bosch in stond. Toen wij naar het kantoor gingen zag Pelk dat de vrouw van Foelkel hard weg liep. Pelk ging haar achterna en ik ging door naar het kantoor. Ik heb even met hem gepraat, waarna we samen naar Panorama 36 gingen. Of ik daarbij gedreigd heb met mijn revolver, weet ik niet. In Groot Panorama 36 trof ik Pelk aan, alsmede de familie Uhlmann. Ik ben weggegaan en heb al de inwoners van het kamp gelast naar no. 36 te gaan, waar wij hun papieren hebben gecontroleerd.”
In zijn verklaring stelt agent Oosterdijk dat Pelk achter Wilhelmina Foelkel is aangegaan, terwijl hijzelf zijn weg vervolgde naar het kantoor van Otto Foelkel. Wilhelmina verklaart echter dat Oosterdijk degene was die de schoten loste. Pelk getuigt over het moment waarop hij Wilhelmina Foelkel zag rennen: “Ik vond dit verdacht en riep Oosterdijk, waarna wij haar achterna gingen. Wij kwamen toen bij een zomerhuisje, bewoond door, zooals ons later bleek, de Joodsche familie Uhlmann. De twee zoons van Uhlmann liepen weg, waarop Oosterdijk met zijn pistool schoot.”
Pelk positioneert zich, op het moment dat de familie Uhlmann wordt gesignaleerd, in de aanwezigheid van zijn collega Oosterdijk. In dit scenario zou Oosterdijk pas na de arrestatie van de familie Uhlmann naar het kantoor van Otto Foelkel gegaan zijn.Verder op verklaart Oosterdijk, waarbij hij aangeeft degene te zijn geweest die schoten gelost heeft: “Intusschen hadden de twee zoons van Uhlmann geprobeerd er tusschen uit te gaan. Ik heb toen een paar keer in de lucht geschoten, waarop één der jongens terugkwam, de andere bleef weg. Wij waren daardoor al versterkt in onze meening dat de familie Uhlmann Joden waren hetgeen ons bij de controle van de papieren ook bleek. Aanvankelijk ontkende de familie dat ze Joden waren, doch ik herinner mij dat ik aantoonde dat één Persoonsbewijs valsch was. De familie Uhlmann is door ons gearresteerd, evenals Foelkel voor het verbergen van Joden. Met Foelkel ben ik naar een telefoon in de nabijheid gegaan en heb om de politiewagen gevraagd, waarna wij hen naar het politiebureau in Apeldoorn hebben gebracht.”
Otto Foelkel verklaart over het vervolg (hij noemt echter Pelk als de persoon die hem op zijn kantoor heeft opgezocht en de schoten zou hebben gelost. Het is echter aannemelijk dat hij Oosterdijk bedoelde, mede op basis van de verklaring die Oosterdijk zelf over zijn handelen heeft afgelegd): “Ik vroeg of er soms een moord of diefstal gepleegd was. Hij toonde mij een revolver en zeide dat hij dat ding zoojuist niet voor niets gebruikt had [...]. In Groot Panorma trof ik aldaar aan de familie Uhlman met uitzondering van de oudste zoon, mijn vrouw, Oosterdijk, alsmede eenige werksters. [...] Oosterdijk haalde toen een foto van een der passen en liet mij zien dat deze niet in orde was. Na een kort verhoor gaf Uhlman toe dat hij zelf een Jood was. Dit verhoor deed hoofdzakelijk Pelk. Tijdens het verhoor bleek mij dat de twee zoons van Uhlman een poging tot ontvluchting hadden gedaan. Pelk had hen achtervolgd en daarbij één of meerdere schoten uit zijn revolver gelost waarop de jongste was blijven staan en weer door hem was gearresteerd. De oudste zoon was ontkomen. Pelk zeide nog tegen mijn vrouw dat wanneer zij mijn lot wilde verzachten, zij moest zorgen dat deze jongen weer terugkwam. Intusschen was het mij namelijk gezegd dat ik ook was gearresteerd. Vervolgens moest ik met Oosterdijk mee naar de dichtstbijzijnde woning met telefoon, waar hij het politiebureau opbelde en en vroeg om een auto te sturen. Toen de auto gearriveerd was zijn wij naar het politiebureau gebracht.
De volgende dag kwamen Pelk en Oosterdijk terug en haalden al de eigendommen van de Joden op. Een dag of tien later kwamen ze nogmaals terug, thans in gezelschap van de heer en mevrouw Uhlmann. Ze moesten een schop hebben, waarna meneer Uhlmann iets moest opgraven nabij zijn woning. Wat of hij opgegraven heeft, heb ik niet gezien. De familie had het behoorlijk goed. Diamanten heb ik echter nooit gezien. Van het tweetal had Pelk de leiding. Deze was leelijk tegen de Joden. Oosterdijk zei niet veel. Mijn man is in juni 1943 weer in vrijheid gesteld. Van de familie Uhlmann is alleen de jongste zoon nog in leven.”
Na het lezen van deze verklaringen werd de vraag beantwoord of Gert tijdens de arrestatie niet bij het zomerhuisje aanwezig was of dat hij een manier heeft gevonden om te ontsnappen. Uit de verklaringen blijkt dit laatste het geval te zijn geweest. Het viel me ook op dat het gezin een maand in de Apeldoornse cel blijft (andere opgepakte Joden verbleven vaak maar enkele dagen in een Apeldoornse cel) en dat ze, na die maand, overgebracht worden naar de Sicherheitsdienst in Amsterdam (had Fritz misschien ergens diamanten verstopt?). Gert werd ook opgepakt, maar wanneer, waar en onder welke omstandigheden is onbekend. Het gezin is met zijn arrestatie echter weer compleet.
Rob Ruijs