Contact
contact
Locatie en route
route
zoek
Zoek in de site

in de media

blogs

Nieuws

Daniël Leezer I-blog

Daniël Leezer

De naoorlogse getuigenissen die afgelegd zijn in strafzaken tegen Nederlanders die op wat voor manier dan ook collaboreerden met de nazi’s zijn te raadplegen in het Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR). Deze getuigenissen geven een beeld van de gebeurtenissen en belichten ze bovendien vanuit verschillende perspectieven.

In de dossiers vinden we niet alleen getuigenissen van ‘foute’ Nederlanders, maar ook verhalen van onderduikgevers, Joden en buurtbewoners. De betrouwbaarheid is niet altijd vast te stellen, maar het is aannemelijk dat ‘foute’ Nederlanders er belang bij hadden om hun aandeel zo minimaal mogelijk te laten lijken, te onderstrepen dat zij onder druk gezet waren of in opdracht handelden. Ook is het mogelijk dat getuigenissen op elkaar afgestemd zijn om de jacht en moord op Joden nadrukkelijk te veroordelen.

Dit blog begint aan de voordeur van een woning in Rotterdam en loopt door tot een razzia in Apeldoorn.

Dirk Kroon (Rotterdam, 1911) woont in Rotterdam en is onderwijzer in het Bijzonder Lager Onderwijs. Op een dag in april 1943 wordt er ’s ochtends om half acht bij hem aangebeld. Als hij de deur opent, staan er twee rechercheurs. Tijdens het gesprek dat zich in de woonkamer ontvouwt, valt het hem op dat de rechercheurs veel meer weten dan ze bij binnenkomst suggereren en hij vraagt zich telkens af of hij getest wordt. Later verklaart hij dat het gesprek zo’n twee uur geduurd heeft. De rechercheurs noemen de naam van de Joodse man die hij onderdak geboden heeft, veehandelaar Daniël (Daan) Leezer (Assen, 1891). Leezer is sinds januari 1942 weduwnaar en heeft drie kinderen: Esther (Elly), Benjamin Max (Benno) en Max Arno. Esther is in november 1942 in Auschwitz omgebracht.

Eén van de twee rechercheurs stelt dat Kroon Leezer geholpen heeft weg te komen. Hoe Kroon die opmerking ervaren heeft, staat niet genoteerd, maar bij menigeen zou de ademhaling even stokken. Kroon vraagt hoe hij dat weet. “Dat is ons geheim”, luidt het antwoord. “U zou het ook niet leuk vinden als wij Uw naam noemden in zoo’n geval.” Kroon: “Ik begrijp niet waarom U naar mij bent gekomen!? Waarom bent U naar mij gekomen?” De rechercheurs zetten Kroon onder druk, dreigen met arrestatie en detentie in een gevangenis of kamp. 

‘Als ik niet bekende, zouden zij wel een plekje voor mij weten waar ik na eenige tijd waarschijnlijk wel zou weten waar de heer Leezer was. Daar was het beide rechercheurs om begonnen. Toen ook deze bedreiging niet hielp, eindigde het eerste gedeelte van het onderhoud ongeveer zo: “Nu Jan”, zei de eerste, “laten wij maar opstappen, en dan moet de heer Kroon maar met ons meegaan”. “Daar zit dan niets anders op heeren”, was mijn antwoord. Maar plotseling begon de wind uit een andere hoek te waaien. De rechercheur die ik met Jan aanduidde zei: “Meester Kroon, ik wil u helpen. Het is ons niet te doen om u, maar om de heer Leezer. Vertel ons waar hij is en u is [bent] van ons af.” Ik antwoordde hierop: “Hoe kan ik het weten als ik er niets mee te maken heb?” Aansluitend laten de rechercheurs weten op de hoogte te zijn dat Leezer in Apeldoorn verblijft: “Meester Kroon”, zei toen een hunner, “ik wil U helpen. De heer Leezer zit in Apeldoorn. Kunt u mij het adres vertellen?”’

Uit de naoorlogse getuigenis van Kroon wordt duidelijk dat hij Leezer zo’n tien dagen in huis heeft gehad. Kroon en Leezer kenden elkaar daarvoor al en het lijkt er niet op dat er een netwerk bij de plaatsing betrokken is geweest. ’Daarna heb ik hem persoonlijk overgebracht naar een ander adres en wel bij menschen te Kootwijkerbroek, bij Apeldoorn. De naam van deze menschen weet ik niet meer. Ik wist dat adres, om reden dat een zoon van deze Daniël daar was ondergedoken. Deze zoon was genaamd Benno (Benjamin Max) Leezer.’

Kroon getuigt dat op het moment dat Leezer hier arriveert er al zes Joden onderduik hebben gevonden op dit adres. Leezer vindt het aantal mede-onderduikers te groot en geeft aan dat hij per direct op zoek gaat naar een ander onderkomen. Kroon verneemt later dat Leezer verschillende onderduikadressen in Apeldoorn heeft gehad.

Terug naar de woonkamer van de onderwijzer uit Rotterdam. De rechercheurs vragen naar de verblijfplaats van Leezer en voegen eraan toe dat onlangs in de krant heeft gestaan dat iedereen die vrijwillig melding doet van de verblijfplaats van ondergedoken Joden geen straf krijgt. Kroon antwoordde: ‘In de eerste plaats lees ik geen courant. In de tweede plaats word ik niet vrijgesteld van straf, omdat ik geen straf verdiend heb, en in de derde plaats zou dit geen vrijwillige bekentenis zijn. Het hart klopte mij toen in de keel. Steeds vroeg ik mij af hoe ze wisten dat Leezer in Apeldoorn was.’

Na nog meer bedreigingen wordt het Kroon duidelijk dat de rechercheurs volledig op de hoogte zijn. Het net lijkt zich te sluiten. Rechercheur Jan noemt nu zelfs de straatnaam in Apeldoorn en vraagt Kroon om het huisnummer. Kroon staat, naar eigen zeggen, perplex. Hij vertelt dat het gesprek met de rechercheurs in Rotterdam opvallend genoeg enkel en alleen over de oude meneer Leezer ging. Nooit over zijn zoons.

Roeland Oudejans-Albers

terug naar overzicht
terug naar overzicht

Draai je telefoon
voor de beste beleving