Birkenau
In deel I heeft u meer kunnen lezen over spoor dat onder het poortgebouw van Auschwitz-Birkenau door liep (mei 1944) en in deel II ging het over de ingebruikname van de crematoria (maart 1943). In dit derde deel aandacht voor onder meer het Sonderkommando.
Voor het ‘vuile’ werk in de kampen hadden de nazi’s dwangarbeiders nodig en daartoe geven zij het zogenaamde Sonderkommando (het speciale commando) vorm. Voor het Sonderkommando worden sterke Joodse mannen aangewezen. Hoewel soms wordt gedacht dat deze dwangarbeiders de ‘functie’ verkozen boven een andere vorm van dwangarbeid of dat er sprake zou zijn van een min of meer vrijwillige aanmelding blijken die aannames onjuist: je werd geselecteerd en weigeren betekende de dood.
Voor veel van deze dwangarbeiders in het Sonderkommando, betekende het een uitstel van hun dood. Geen afstel: met enige regelmaat werden (grote delen van) de Sonderkommando’s vermoord en aangevuld met een nieuwe lichting Joodse mannen.
Als er een nieuw transport in het kamp aankomt, moet het Sonderkommando in actie komen. De dwangarbeiders worden gedwongen hun volksgenoten in goede orde naar de gaskamers te dirigeren. Deze manschappen weten wat er met de zojuist gearriveerde Joden te gebeuren staat. Zij zijn immers degenen die het hele proces kennen: het uitkleden, het begeleiden naar de gaskamers en na vergassing het trekken van gouden tanden, het knippen van haar, het begraven van de lichamen en uiteindelijk ook het verbranden van de lichamen. Niet meewerken, betekent zelf vergast worden.
Shlomo Venezia is dwangarbeider bij het Sonderkommando en overleeft de oorlog. Hij vertelt dat het blauwzuurgas, eenmaal in de gaskamer geworpen, van onder naar boven klom, met als gevolg dat een ieder met een beetje kracht probeerde op elkaar te klimmen om zo nog het restant zuurstof te kunnen opnemen. Als na de vergassing de deuren werden geopend, lagen er vele lichamen op elkaar.
Marcel Nadjari schrijft in Birkenau over zijn werk in het Sonderkommando dat er met veel moeite telkens geprobeerd werd zo’n 3000 Joden in één gaskamer te proppen. Nadjari: ,,Telkens komen twee SS'ers aangereden met bussen gas waarvan de inhoud (bolletjes Zyklon B, een pesticide dat na contact met openlucht verdampt tot blauwzuur, red.) in de pijpen in het plafond van de dodenkamer wordt gegooid. Na een half uur openen we de deuren en beginnen we ons werk. We dragen de lijken van onschuldige vrouwen en kinderen naar de lift die de stoffelijke resten naar de ruimte met de ovens brengt. Daar worden de lichamen verbrand. Zonder vuurversnellers, want het menselijke vet volstaat. Van elk lichaam blijft 640 gram as over. Die moeten we vergruizen. Daarna gooien de Duitsers alle asdeeltjes in de nabijgelegen Sola-rivier om geen enkel spoor achter te laten." (Bron: Algemeen Dagblad 14 november 2017).
Over de Amsterdamse familie Zoute is een treurig verhaal te vertellen: vader Samuel wordt tewerkgesteld in het Sonderkommando. Op een dag ontdekt hij het levenloze lichaam van zijn 17-jarige zoon tussen de lijken die na de vergassing weggehaald moeten worden. Hoeveel leden van het ‘speciale commando’ vanaf het moment dat deuren van de treinwagons opengingen tot aan het moment dat de lichamen begraven of gecremeerd werden, hun familie, vrienden, collega’s of plaatsgenoten gezien hebben, is onbekend. Dat Samuel niet de enige was, mag aangenomen worden.
Roeland Oudejans-Albers
Voornaamste bron: In Het Centrum Van De Vernietiging door Bart Nauta